BENG-berekening

Een BENG-berekening (Bijna Energie Neutrale Gebouwen) is de berekening om de energieprestatie van nieuwe gebouwen te bepalen. Sinds 2021 is deze methode in werking getreden en vervangt het de eerdere EPC-norm. De BENG-berekening richt zich op drie belangrijke pijlers: de energiebehoefte van een gebouw, het primair fossiel energiegebruik en het aandeel hernieuwbare energie. De energiebehoefte houdt in hoe goed een gebouw is geïsoleerd, luchtdicht is en in hoeverre het passief energie kan besparen, bijvoorbeeld door een gunstige oriëntatie op de zon.

Het primair fossiel energiegebruik is een optelsom van het primair energiegebruik voor verwarming, koeling, warmtapwaterbereiding en ventilatoren. Voor utiliteitsgebouwen telt ook het primair energiegebruik voor verlichting en voor bevochtiging (indien aanwezig) mee.

Het aandeel hernieuwbare energie verwijst naar de hoeveelheid duurzame energie die wordt opgewekt, bijvoorbeeld door zonnepanelen of warmtepompen. Het doel van de BENG-eisen is om de energie-efficiëntie te verbeteren en de CO2-uitstoot te verminderen. De resultaten van de BENG-berekening zijn essentieel bij het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor nieuwe projecten.

Aanvullend op de BENG-eisen is er de TO-juli eis, wat staat voor Temperatuur Overschrijding in juli. Deze indicator geeft het risico op oververhitting van een gebouw tijdens de zomer aan. Het is essentieel om in de ontwerpfase maatregelen te nemen om oververhitting te voorkomen, zoals het toepassen van overstekken, zonwering, het beperken van grote ramen aan de zonkant en het gebruik van ventilatieve koeling. Zo kan 's nachts frisse buitenlucht worden benut om de woning op een natuurlijke manier te koelen.

Daglicht en ventilatieberekening

Daglichtberekeningen worden uitgevoerd om te bepalen of voldoende natuurlijk licht een ruimte binnenkomt, wat belangrijk is voor welzijn en energiebesparing. Hierbij wordt gekeken naar de grootte en lichtdoorlatendheid van ramen en de invloed van overstekken en zijbelemmeringen.

Ventilatieberekeningen tonen aan hoe er kan worden voldaan aan het realiseren van voldoende frisse lucht binnen een gebouw. Dit om een goede luchtkwaliteit te waarborgen voor bewoners en gebruikers. De grootte en gebruiksfuncties van de ruimtes hebben invloed op de vereisten gesteld in het besluit bouwwerken leefomgeving.

Ventileren kan doormiddel van twee manieren. Ten eerste natuurlijke ventilatie waarbij gebruik gemaakt wordt van natuurlijke luchtstromen, zoals door open ramen of roosters in ramen of gevel waardoor frisse lucht het gebouw binnenkomt. Het vereist geen energie, maar de effectiviteit hangt af van weersomstandigheden en gebouwontwerp.

En ten tweede door mechanisch te ventileren, hierbij gebruikt een ventilatiesystemen ventilatoren om de luchtstroom te reguleren, wat zorgt voor een constante ventilatie, ongeacht de externe omstandigheden. Dit systeem is beter controleerbaar en kan binnenkomende lucht filteren en met een warmtewisselaar voorverwarmen door de warmte van de binnenlucht over te brengen op de nieuw in ingeblazen lucht. Dit systeem is kostbaarder en gebruikt meer energie dan natuurlijke ventilatie maar zal het comfort verhogen.

MPG-berekening

De Milieu Prestatie Gebouwen (MPG) geeft aan wat de milieubelasting is van de materialen die in een gebouw worden toegepast gedurende de volledige levenscyclus van het gebouw.

Om de MPG eenvoudig en overzichtelijk te houden, worden de verschillende manieren waarop het milieu wordt belast samengevat in één waarde: de schaduwkosten van een materiaal. Dit zijn de kosten die theoretisch nodig zijn om de milieuschade als gevolg van het materiaalgebruik volledig te herstellen.

De Milieu Kosten Indicator (MKI) van een gebouw wordt berekend door de schaduwkosten van alle gebruikte materialen op te tellen. Deze totale som wordt vervolgens gedeeld door de verwachte levensduur van het gebouw en door de bruto vloeroppervlakte (bvo). De MPG wordt daarmee uitgedrukt als schaduwkosten per vierkante meter bvo per jaar. Voor woningen wordt een standaard levensduur van 75 jaar aangehouden en voor kantoorgebouwen 50 jaar.

De MPG-berekening is verplicht bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning voor nieuwbouwwoningen en nieuwe kantoorgebouwen met een oppervlak groter dan 100 m². Hiermee stimuleert de overheid de toepassing van duurzamere en milieuvriendelijkere materialen in de bouw.

Energielabel bij oplevering

Bij het opstellen van het energielabel bij oplevering van nieuwbouwprojecten wordt er gecontroleerd of het gebouw minimaal voldoet aan de waarde uit de BENG-berekening. Het is dan ook zeer belangrijk dat er tijdens de bouw het juiste bewijslast wordt vastgelegd om aan te tonen dat er wordt voldaan aan de gestelde eisen zodat dit verwerkt mag worden in het definitieve energielabel. Bewijslast kan geleverd worden doormiddel van foto’s, facturen en prestatie en-of kwaliteitsverklaringen. Bijvoorbeeld van isolatie, installaties, (prefab) constructieopbouwen en hernieuwbare energiesystemen.

Het energielabel speelt ook een belangrijke rol bij financiering. Bij nieuwbouwwoningen met een hoog energielabel, zoals A++ of beter, bieden hypotheekverstrekkers vaak gunstigere voorwaarden, zoals een lagere rente via groene hypotheken. Daarnaast kan een beter energielabel zorgen voor een hogere leencapaciteit, omdat energiezuinige woningen lagere maandelijkse energiekosten hebben. Dit kan onder voorwaarden oplopen tot 50.000 euro extra leencapaciteit.

Het is verplicht om bij oplevering te beschikken over een definitief energielabel, de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) controleert op de aanwezigheid van een geldig energielabel bij verkoop, verhuur en oplevering van (recreatie)woningen. Eigenaren die geen energielabel hebben geregistreerd, lopen de kans op een boete of een last onder dwangsom.

Koellastberekening

Met een koellastberekening kan er aangetoond worden of er in een woongebouw voldoende koelcapaciteit wordt gerealiseerd d.m.v. actieve koeling. Bijvoorbeeld door een koudenet of vrije koeling met een bodemwarmtepomp. Sinds 1 juli 2024 zijn er aanvullende voorwaarden om aan te tonen dat het risico op oververhitting voldoende wordt beperkt. In de BENG-berekening dient de TO-juli grenswaarde van 1,20 niet overschreden te worden. Doormiddel van een koellastberekening kan er aangetoond worden dat oververhitting voldoende wordt beperkt en hiermee de TO-juli eis voldoet.